zondag 6 december 2009

De laatste der Mohikanen

In dit huis loopt een tandenloos mannetje. Hij draagt een bontje dat zijn beste tijd heeft gehad, maar dat geeft niet. Mama helpt hem soms met het poetsen en kammen van de warrige plukken. 's Ochtends krijgt hij een pilletje, gatsie. Maar wat fijn als er daarna een bordje blikvlees voor hem neer wordt gezet. In opperste verrukking kijkt hij erna, voor hij aan zijn brokjes begint. He, fijn! Drie brokjes op voor het ontbijt. Dan zoekt hij een lekker plekje op om te gaan dutten. Lekker met zijn neus tegen de verwarming aan. Soms is hij wakker en loopt hij wat door het huis. Hij kraait wat en wordt een wookiee genoemd. Flauw zeg. Als het donker wordt komt er weer zo'n stom pilletje. Hij bewaart hem in een wangzak en spuugt hem uit. Mama kent hem echter langer dan vandaag en duwt het pilletje weer terug in zijn bek! Gemeen, zo zonder tanden! Hij kijkt wat stuurs, maar dat duurt maar een seconde. Want mama is echt heel lief. Hij houdt van mama. Vroeger waren ze met veel meer, maar nu is hij alleen met mama. En die grote bruut van wie hij steeds moet knuffelen. Hij zegt maar niet dat hij dat wel heel fijn vindt en eigenlijk NOG vaker op de arm zou willen. Hij is wel een vent, he. Hij drentelt nog wat rond, maar is al best heel moe. De trap op, naar zolder. Stiekem, niks tegen mama zeggen. Het is zo lekker warm daarboven. En er ligt zo'n fijn dekentje waar hij onder kan kruipen. Uren kan hij daar fijn slapen. Mama en de bruut maken beneden wel een boel kabaal. Deuren open en dicht, lampen aan. Hoort hij zijn naam nou? Dan is het ineens heel licht. De lamp is aan en zijn deken wordt weggetrokken. Hij kijkt slaperig op. Hey, dag mama, kom je ook slapen? Mama kijkt wat gek uit haar ogen, trekt zelfs even een boze frons, lacht daarna, dekt hem weer toe en roept naar beneden, waar de bruut nog steeds met deuren slaat: "Ik heb hem gevonden! Die lummel lag onder het dekbed te maffen!"